In veel branches is de maker bijna altijd ook de bedenker en zijn het product en productieapparaat goed doordacht en uitgewerkt. Eén van de meest karakteristieke eigenschappen van de bouw is dat degenen die iets produceren dat niet zelf verzinnen. De scheiding tussen ontwerp en bouw en de ad hoc productie in projecten heeft tot gevolg dat over de hele keten de vragers waarde mislopen en de aanbieders nauwelijks winst maken. Omdat er op projectbasis wordt gewerkt ontbreekt bovendien een structurele basis voor innovatie, omdat het niet loont.
Met ondersteuning van PSIB en Professor Hennes de Ridder van TU Delft is het Living Building Concept ontwikkeld. Het Living Building Concept draait de huidige keten in de bouw om; de keten van vragers en aanbieders (opdrachtgever - opdrachtnemer, opdrachtnemer - aannemer, aannemer - onderaannemer, onderaannemer - leverancier) acteert niet meer top-down responsief maar bottom-up proactief. Daarmee verschuift de creativiteit en inventiviteit, die normaliter bij de vragers in de keten wordt ontplooid, naar de aanbieders in de keten. Zij kunnen creatieve oplossingen aandragen en klanten kiezen de aanbieder, die de beste oplossing biedt. Uiteindelijk blijven er maar twee spelers over: waardeconsumenten die geïnteresseerd zijn in "value for money" en waardeproducenten die geïnteresseerd zijn in "money for value".
Toepassing van het concept leidt uiteindelijk tot een aanzienlijke verlaging van de risico’s en transactiekosten. Het wordt mogelijk om bouwkundig flexibele gebouwen te ontwerpen, waardoor functiewijziging in de toekomst met minimale kosten mogelijk is. Dit verlengt de levensduur van gebouwen en zorgt voor minimale exploitatielasten.
Bij de ontwikkeling, realisatie en risicodragend onderhoud van een scholencomplex in Veenendaal hebben we het Living Building Concept toegepast. De toekomstige gebruikers CSV Veenendaal en ROC A12 stellen een optimaal flexibel gebouw centraal, waarmee functiewijziging of aanpassing aan toekomstige onderwijsvisies mogelijk wordt gemaakt.